|
||||||||
|
We hadden het hier in het verleden al uitgebreid over “Piri Reis” en “Európe”, de eerste twee platen van het ensemble rond componist Michiel van der Meulen, een Nederlandse man, die gespecialiseerd is in hedendaagse modale muziek, die muzieksoort die we gemakshalve duiden als “gebruikmakend van andere toonladders of “modi” dan de mineur en majeur-manieren om noten aaneen te rijgen”. Het gamma van modi lijkt mij steeds onuitputtelijker te worden en eigenlijk kan ik volstaan met de gouden raad: u moet vooral zelf eens luisteren en dan komt u als vanzelf de wereld van de Dorische, Ionische, Frygische, Lydische, Eolische of Locrische modi binnengerold. Hou het er eenvoudig uitgedrukt, op dat, waar onze toonladder begint en eindigt bij de do, dat in andere modi elke andere begin- en eindnoot kan zijn, wat dan weer een weerslag heeft op de afstand tussen de daaruit volgende tonen. Van der Meulen bewees in het verleden al vaker dat hij een meester is in het gebruik van die andere modi en, ook nu weer, leer ik bij herhaalde beluisteringen van de nieuwe plaat, dat het eigenlijk gewoon eenkwestie van “anders luisteren” betreft. De luisteraar moet proberen af te stappen van wat hij met zijn Westerse oren verwacht te zullen horen. Voor “Erato” maakte Van der Meulen uitgebreid gebruik van de inzichten die hij opdeed in een workshop bij de grote Ross Daly rond de vraag “waar komt deze muziek vandaan?” en dat kon zowel handelen over de geografische herkomst van een muziekstuk als over het zoeken naar een antwoord op de vraag hoe het komt dat sommige beelden, klanken, melodieën je wél raken terwijl andere zich nauwelijks of niet onderscheiden van wat we als “normaal” of “observeerbaar” beschouwen. Daarmee zit je al snel op het pad van de filosofie, maar in handen van meesters als Daly of van der Meulen, is dat geen beletsel om dingen te creëren waarvan de schoonheid evident is en die onvermijdelijk leiden tot de vaststelling dat muziek van mensen komt. Mensen die gebruik maken van de natuurlijke eigenschappen die geluiden vertonen en die pas als “schoonheid” ervaren worden wanneer er ritme, accenten en toonaarden aan toegevoegd worden, dingen die we, een tikkeltje vulgariserend onder de noemer “inspiratie” kunnen klasseren. Klinkt misschien allemaal wat zwaar op de hand, maar dat belet niet dat deze “Erato” een geweldig mooi en intrigerende werkstuk is geworden. Dat mag en moet ook wel, als je weet dat “Erato” de naam is van de muze van het lied en het liefdesgedicht is. Alles werd zo goed als live in de studio opgenomen, wat maakt dat je de spontaniteit als vanzelf meekrijgt. Tel daarbij de interesse op, die de componist ontwikkeld heeft in de meest uiteenlopende muzikale culturen, van de Oeigoerse en de Ottomaanse, Perzische en Arabische: hij leerde ze allemaal kennen en integreert ze allemaal, wat tot bij momenten ronduit wonderlijke resultaten leidt. In een heel uitgebreide bijdrage op zijn website, geeft MvdM uitleg bij elk van de veertien composities op de plaat. Die tekst omvat een dozijn pagina’s en het zou me te ver leiden om daaruit uitgebreid te gaan citeren: u moet dat vooral zelf allemaal eens lezen. Laat u vooral niet ontmoedigen door de moeilijkheidsgraad: als u, tijdens het lezen, de CD laat spelen, komt U vanzelf waar u moet wezen: bij een schitterende luisterervaring van meer dan een uur en een kennismaking met een manier van muziek maken waar u vermoedelijk niet al te vertrouwd mee bent maar, geloof me vrij, al heel snel verliefd op zal worden ! (Dani Heyvaert) |